Wie was Roosje Vos die in Westeremden woonde.

Roosje was voorzitster van de eerste vakvereniging voor vrouwen. Roosje Vos was een kleine vrouw. Ze had veel energie, was een begenadigd spreekster en kon hard werken. Roosje Vos trouwde op haar 42 ste 21-7-1903 in Stedum (Groningen) met Melle Gerbens Stel 43 jaar(1860-1927), onderwijzer in Westeremden op de Abt-Emo school. Het huwelijk bleef kinderloos. Roosje Vos werd als vijfde kind geboren in een joods gezin in Amsterdam. Toen zij zes was overleed haar vader. Op haar veertiende kwam Roosje terecht in het Nederlands Israëlitisch Meisjesweeshuis aan de Rapenburgstraat in Amsterdam, waar ze een orthodoxe opvoeding kreeg en werd opgeleid tot fijne linnennaaister.Zelf noemde ze het op latere leeftijd een ‘geïsoleerd leven’. Ze verbleef in het weeshuis tot haar 23 ste en ging vervolgens werken als thuisnaaister. In die tijd woonde ze samen met twee zusjes in Amsterdam. In 1897 was ze aanwezig bij een bijeenkomst van de Vrije Vrouwenbeweging ‘alleen voor vrouwen en meisjes die den naald hanteren’, waar ook Wilhelmina Drucker sprak. Deze stelde voor om een eigen vakvereniging voor vrouwen en een commissie van advies in te stellen. Er meldden zich drie naaisters aan voor het voorlopige bestuur: mejuffrouw Horn als voorzitster, mejuffrouw Kommers als secretaris en mejuffrouw Vos als penningmeester. Het was het begin van de eerste vakvereniging van vrouwen in Nederland.
De Naaisters bond Allen Eén 
Op 30 maart 1897 vond de oprichtingsvergadering van de Naaisters bond Allen Eén plaats. Bij de aanblik van de grote opkomst sloeg de voorzitster Horn dicht en nam Roosje Vos het woord. Ze bleek een voortreffelijke spreekster en nam de positie van Horn over. Als voorzitster van de Naaisters bond wilde Vos aantonen dat vrouwen op hun eigen benen konden staan. Een samenwerkingsaanbod van de Kleermakersbond sloeg ze in eerste instantie dan ook af. Op 10 oktober 1898 verscheen het eerste nummer van De Naaister bode. Vos schreef hiervoor artikelen onder het pseudoniem Ervé. Bovendien schreef zij het toneelstuk De naaister van het verleden, het heden en de toekomst. Haar vakbondsactiviteiten hadden effect op haar loopbaan: Vos werd meerdere malen ontslagen en kwam moeilijk aan een baan. Haar pseudoniem werd uiteindelijk een publiek geheim.
In 1898 werkte Roosje Vos op eigen initiatief mee aan de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid. Ze bedacht de ‘gruweltafel’, waarop bij tentoongestelde kledingstukken de hoeveelheid werkuren en het verdiende loon werden vermeld. Een jaar later richtte ze samen met Sani Prijes de Algemene Nederlandse Naaister bond op. Ondertussen ontstonden er door het land afdelingen waar Vos en Prijes lezingen hielden. Vos had ook een rol bij de oprichting van de Amsterdamsche Bestuurdersbond en werd verkozen tot lid van de Kamer van Arbeid – een positie die haar werd geweigerd omdat ze niet in loondienst was. In hetzelfde jaar besloten Prijes en Vos de coöperatie ‘Samenwerkende Linnennaaisters’ op te richten. Hier vonden ontslagen naaisters werk. In 1901 fuseerde de Naaister bond met de Kleermakersbond. Het blad werd omgedoopt tot De Naaisters- en Kleermakersbode en vanaf 1902 voerde Vos hierover de redactie.
Tussen 1900 en 1903 was Roosje Vos ook nationaal actief. Ze was woordvoerster op een landelijke bijeenkomt aangaande de ongevallenwet te Den Haag in 1900 en in 1903 was ze tijdens een stakingsactie afgevaardigde van het landelijke Comité van Verweer te Apeldoorn. In 1901 pleitte ze voor de achturige werkdag (in plaats van tien) en het vrouwenkiesrecht op het partijcongres van de SDAP. In 1903 trouwde ze met Melle Gerbens Stel, die ze via de arbeidersbeweging had leren kennen, en verhuisde naar het Groningse Westeremden.
Aanvankelijk reisde Roosje Vos nog regelmatig naar Amsterdam voor de redactie van De Naaisters- en Kleermakersbode het blad, maar in 1905 hield ze hiermee op. Het echtpaar Stel werd de spil van de SDAP-afdeling in Westeremden. Haar schoonzus Sytske deed het huishouden, zodat Roosje de tijd had om actief te blijven in de politiek. Met Mathilde Wibaut en Carry Pothuis zette ze zich in voor de Sociaal-Democratische Vrouwenpropagandaclub. Bovendien bezocht ze partijcongressen. In 1907 zette ze Troelstra op zijn nummer toen hij stelde dat vrouwen nog niet rijp waren voor kiesrecht. Op het congres van 1909 in Deventer trad Vos samen met haar afdeling toe tot de Sociaal-Democratische Partij (in 1918 omgedoopt tot Communistische Partij Holland). In die tijd schreef ze een brochure over de taak van de vrouw in de strijd voor het communisme en enkele bijdrages voor De Proletarische Vrouw en De Tribune.
In 1919 werd Roosje Vos verkozen tot lid van de Provinciale Staten van Groningen, een positie die ze hield tot 1927. Daarna bleef ze een enthousiaste propagandist: op de fiets ging ze de dorpen af voor toespraken. In 1922 verhuisde ze met haar man naar Groningen, waar hij vijf jaar later overleed. Zelf overleed ze in 1932 aan een hartaanval, 71 jaar oud.

Reputatie.

Haar naam leeft voort in diverse Roosje Vosstraten (Groningen, Amsterdam, Eindhoven, Alkmaar, Vlissingen en Heemstede). In 2004 publiceerde Els Launspach het kinderboek Verboden vriendschap, dat gaat over de naaisterbond van Roosje Vos. In Appingedam bestaat de stichting Scholengemeenschap Roosje Vos.